July 14, 2011

Een iets betere wereld / A slightly better world

Fietsend door Afrika was het soms moeilijk om een gevoel van moedeloosheid over de toekomst van dit continent van me af te slaan. De armoede, de corruptie, de onwetendheid en de rotzooi vlogen me regelmatig naar de keel. Hoofdschuddend fietste ik het ene moment langs enorme protserige standbeelden, en het volgende moment langs de zoveelste door buitenlandse NGO’s gefinancierde school of waterput. Een ongrijpbaar iets lijkt vooruitgang in de weg te staan. Dit is dan wel weer een dankbaar gespreksonderwerp voor reizigers. Is het koloniale verleden de reden? Het klimaat? Westerse ambitie versus Afrikaanse berusting?

In ieder geval worden er nog steeds op grote schaal beschermde dieren afgeschoten en sterven kinderen bij gebrek aan basale hygiëne en beschermingsmaatregelen massaal door aandoeningen als diarree en malaria. Organisaties als het Wereld Natuur Fonds en Artsen zonder Grenzen pakken deze problemen in mijn ogen doelgericht aan zonder dat er geld aan de lokale strijkstok blijft hangen. Voor een iets betere wereld dus. Op basis van wat is binnengekomen en toegezegd komt het totaalbedrag dat ik naar deze organisaties toe mag sluizen op 5.400 euro, waarvan 2.300 euro voor het WNF en 3.100 euro voor Artsen zonder Grenzen. Heel veel dank aan alle sponsors! Mijn rekeningnummer is overigens 7544184 (t.a.v. M Koenen).

Voor de meeste West-Afrikanen was ik overigens een raadsel. Waarom zou je als rijke Westerling op een fiets gaan zitten en je in het zweet werken in onherbergzame regionen? Als ze me niet voor gek verklaarden, leken ze wel een zeker respect voor me te hebben. Dit is misschien de reden dat ik nooit steekpenningen hoefde te betalen bij grensovergangen en politie checkpoints. In mijn ogen is fietsen de mooiste manier om een land te zien. Snel genoeg om elke dag verzekerd te zijn van een onderkomen, voedsel en een geldig visum. Langzaam genoeg om deel uit te maken van het landschap (wat zweveriger klinkt dan ik het bedoel). En erg klimaat neutraal natuurlijk. Maar voor het gemak gaf ik meestal als reden dat ik geen rijbewijs heb (wat ook waar is).

En wat doe ik nooit meer:
- Ongefilterd kraanwater drinken in de 3e wereld, of thee zonder suiker
- Fietsen in Nigeria (levensgevaarlijk)
- Zo lang alleen op reis (in m’n eentje reizen was niet altijd leuk of makkelijk. Het maakt de dieptepunten dieper, en de hoogtepunten slechts een enkele keer hoger. Mijn reislust was blijkbaar net iets groter dan mijn behoefte aan gezelschap. Maar de volgende keer samen als het even kan)

En heb ik nog iets geleerd over de nut van het bestaan, of andere Grotere Inzichten gekregen? Niet echt. En ben ik Mezelf tegengekomen? (iets waar de verkoper van mijn fiets me voor waarschuwde met een omineuze blik in zijn ogen) Waarschijnlijk wel. Op een reis als deze zijn er nou eenmaal momenten dat je tamelijk ver uit je comfort zone wordt geschopt. Soms verbaas je dan jezelf met wat je kunt weerstaan, en andere momenten moet je toegeven dat je gewoon een Westers luxedier bent zonder eindeloos geduld of mededogen.

Voor degenen die zelf denken aan een fietstochtje door West Afrika en op zoek zijn naar praktische info: aan mijn blog heb je waarschijnlijk geen fluit, maar mail me gerust.

En sta je versteld van mijn evenwichtige en immer positieve berichten op dit weblog, weet dan dat ik reeds geruime tijd al mijn ellende tentoonspreid op m’n andere blog: www.waarbenikinhemelsnaamaanbegonnen.blogspot.com

Bedankt voor het digitaal meereizen!


- - -


While cycling through Africa it was hard to shake off a sense of despondency about the future of this continent every now and then. The poverty, corruption, ignorance and general mess regularly just seemed to be too much to take. One moment I could pass huge gaudy statues, and the next moment the umpteenth foreign NGO-funded well or school. Some elusive thing seems to stand in the way of progress. This makes for a returning topic of conversation for travelers. Is it the colonial past? The climate? Western ambition versus African resignation?

In any case, there are still vast numbers of protected animals being shot and children dying from diseases such as diarrhea and malaria in the absence of basic hygiene and protective measures. Organizations like the World Wildlife Fund and Doctors without Borders address these problems effectively without local misappropriation of funds. For a slightly better world. Based both on what has come in and is committed, the total amount I’m lucky enough to donate to these organizations amounts to 5.400 euros, of which 2.300 euros for WWF and 3.100 euros for Doctors without borders. Many thanks to all sponsors! (my account: IBAN: NL06INGB0007544184, BIC: INGBNL2A)

For most West Africans I was a mystery. Why would a wealthy Westerner hop on a bicycle and toil in these inhospitable regions? If they didn’t think I was stark raving mad, they did seem to have a certain respect for me. This is perhaps the reason I never had to pay bribes at border crossings and police checkpoints. To me cycling is the best way to really see a country. Fast enough to be more or less assured of shelter, food and a valid visa. Slow enough to really be a part of the landscape (which sounds more new age then it should). And very climate neutral of course. But for convenience sake I usually just said that I don’t have a driver's license (which is also true).

Some things I hope to never do again:
- Drinking unfiltered tap water in the third world, or tea without sugar
- Cycling in Nigeria (far too dangerous)
- Traveling alone for this long (traveling on my own was not always fun or easy. It tends to makes the lows lower and the highs only rarely higher. My need to travel was apparently slightly bigger than my need for companionship. But next time I hope to do it together if possible)

And did I learn something about the meaning of life, or other Greater Insights? Not really. And did I hit the brick wall of my own boundaries? (something the guy who sold me my bike warned me about with an ominous look in his eyes) I probably did. On a trip like this you regularly get kicked pretty far out of your comfort zone. Sometimes you amaze yourself with what you can withstand, and other times you just have to admit you're a Western comfort creature without infinite patience or compassion.

For those who are thinking about a little cycling trip through West Africa and looking for practical info: you won’t find much here, but feel free to contact me.

And for those who are amazed by my ever positive and balanced messages on this blog, know that I have been freely venting my frustrations and misery on my other blog: www.whatinheavensnamehaveigotmyselfinto.blogspot.com

Thanks for virtually accompanying me!



July 11, 2011

Epiloog / Epilogue

Mijn fiets was niet alleen blijven steken in Casablanca, er was ook een zeecontainer bovenop gezet (zo zag mijn trouwe tweewieler er althans uit). Dus met enige vertraging en een nieuw achterwiel vertrokken Michael en ik vanuit Mainz om ruim 400 kilometer de Rijn te volgen naar de Nederlandse grens. Langs kasteeltjes, vakwerk huisjes, Biergartens en schrikbarend veel andere tourfietsers. Ondertussen genoot ik van het heerlijk milde klimaat, de afwezigheid van insecten, kraanwater, zaken als pizza en pannenkoeken, en de gastvrijheid van vrienden en familie.

Helaas moest ik in de eerste Nederlandse plaats die we bereikten afscheid nemen van Michael aangezien hij een bruiloft op het programma had staan. Mijmerend over de afgelopen 9 maanden fietste ik rustig verder. En na 3 paar remblokjes, 2 kettingen, 2 buitenbanden, 1 binnenband, 1 remkabel en dus 1 achterwiel versleten te hebben, fietste ik gisteren weer de vertrouwde Michelangelostraat in, waar mijn ouders onder een enorm FINISH spandoek geduldig zaten te wachten.

In het volgende en laatste berichtje: in hoeverre de wereld iets beter gemaakt kan worden, oftewel het Eindbedrag.


- - -


My bike was not only stranded in Casablanca, it had also been buried under a sea container (at least that was how it looked when it arrived in Frankfurt a day later). So with some delay and a new rear wheel Michael and I set out to follow the Rhine to the Dutch border. Cycling past castles, timberframe houses, beer gardens and MANY other touring cyclists. Meanwhile, I enjoyed the wonderful mild climate, the absence of insects, tap water, things like pizza and pancakes, and the hospitality of friends and family.

Unfortunately I had to say goodbye to Michael in the first Dutch place we reached because he had a wedding on the program. Musing over the past 9 months I peacefully rode on. And after wearing out 3 pairs of brake pads, 2 chains, 2 tires, 1 inner tube, 1 brake cable and a rear wheel, I yesterday turned the corner of my home street, where my parents sat patiently waiting under a huge FINISH banner.

In the next and final update: making the world a slightly better place, or how much money I actually raised with this thing.



Met Michael (en geleende mountainbike)
With Michael (and borrowed mountainbike)


Veel kasteeltjes langs de Rijn
Lots of castles near the Rhine


Panta rhei


Duitse flora en fauna
German flora and fauna


Terug!
Back!




day 287 Mainz - Bad Salzig: 75 km
day 288 Bad Salzig - Cologne/Keulen: 134 km
day 289 Cologne/Keulen - Krefeld: 87 km
day 290 Krefeld - Millingen aan de Rijn: 137 km
day 291 Millingen aan de Rijn - Nijmegen: 35 km
day 292 Nijmegen - Maarssen: 116 km
day 293 Maarssen - Amsterdam: 52 km

July 02, 2011

Op bezoek bij verre familie / Visiting distant relatives

Het lijkt al weer een eeuwigheid geleden dat ik de in nevelen gehulde Mount Cameroon tot een bescheiden 1000 meter hoogte opfietste. Vooral om de volgende dag, na een heerlijk koele nacht in een nette Katholieke missie, weer eens ouderwets naar beneden te kunnen scheuren. Het regenseizoen was ondertussen ruimschoots begonnen, maar ik heb het voor elkaar gekregen om sinds Ghana geen bui meer op mijn fietsende hoofd te krijgen. Hierdoor wellicht wat overmoedig geworden besloot ik in Kameroen weer eens een stukje onverhard te proberen. Binnen no time liep ik vast in kleiige modder die in combinatie met grind weer eens serieuze kettingproblemen gaf. Mijn fiets voortduwend langs vastgelopen vrachtwagens kwam ik tot de conclusie gewoon een simpele asfaltfietser te zijn.

De verder aangenaam gladde wegen deelde ik met personenauto’s volgepropt met bananen, afgedankte Connexxion bussen, en vooral een verontrustende hoeveelheid opleggers met tonnen tropisch hardhout. De houtkap wordt niet onder stoelen of banken gestoken (het staat op het papiergeld), maar langs de weg is het fijn groen en weelderig gehouden.

En toen was ik bij m’n bestemming: Mefou National Park, waar sinds ruim 10 jaar chimpansees, gorilla’s en kleiner spul wordt opgevangen. De dieren die binnenkomen zijn vooral baby’s die slachtoffer zijn van de handel in illegale huisdieren. Vaak nog met wonden van de lading hagel bedoeld voor de ouders die voor het vlees worden afgeschoten. Ik hielp voornamelijk met de verzorging van 14 jonge chimpansees: de binnen- en buitenverblijven schoonmaken, fruit en melk bereiden, fles geven, dat soort dingen. En natuurlijk een beetje kietelen en gevlooid worden. Ik had verwacht in een legioen vrijwilligers te belanden, maar het park wordt vrijwel volledig door Kameroenesen gerund. Kathy, Maryann, Robin en Robyn, vier bevlogen dames (allen ruim 2 keer zo oud als ik) waren de andere Westerse helpers, met wie het gelukkig prima klikte. Toch wel bijzonder om te dineren met 2 baby chimps aan tafel en in de hoek een licht gehandicapte aap innig verstrengeld met een paar katten. De tijd vloog voorbij, en voor ik het wist was het tijd om m’n fiets provisorisch in te pakken en te hopen dat ie de vliegreis naar Europa zou overleven.

Van de armste en meest achtergebleven regio ter wereld naar het welvarende, schone, ordentelijke, veilige en vooral anonieme Duitsland. Heerlijk. Om straks samen met Michael die ik op m’n eerste dag in Senegal tegenkwam (die van het opklapbare surfbord) de laatste kilometers naar Amsterdam te fietsen. De omgekeerde cultuurschok tegengaan enzo. Moet wel nog even wachten op mijn fiets die in Casablanca is blijven steken...


- - -


It seems an eternity ago I pedaled up mist-shrouded Mount Cameroon to a modest 1000 meters altitude. Mainly for the purpose of enjoying the next day, after a nice cool night in a nice Catholic mission, what probably was the fastest en longest descent on the African leg of my trip. The rainy season was now in full swing, but all the way since Ghana I somehow managed to keep my cycling head dry. Guess that was the reason I decided to try an unpaved road again. In no time I got stuck in clayey mud which combined with gravel once again gave serious chain issues. Pushing my bike past stalled trucks I resolved to be just a simple asphalt cyclist.

The remaining roads, being pleasantly smooth, I shared with cars stuffed with bananas, discarded Dutch buses, and more than anything else with a disturbing amount of trailers with tons of tropical hardwoods. The logging is not kept a secret (being proudly printed on the paper currency), but they manage to keep the roadside scenery nicely lush and green.

And then I stumbled upon my destination: Mefou National Park, where since more than 10 years chimps, gorillas and smaller primates are given a safe place to live. The animals that come in are mostly babies who are victims of the illegal pet trade. Often still with pellet wounds of the buckshot meant for their parents who are being slaughtered for their meat. I mainly helped with the care of 14 young chimpanzees: cleaning the enclosure and satellite cage, preparing fruit and milk, bottle feeding them, and more of the sort. And of course some chimp tickling and being groomed. I expected to end up in a legion of volunteers, but the park is almost completely run by Cameroonians. Kathy, Maryann, Robin and Robyn, four driven women (all twice my age), were the other Western volunteers, and proved to be pleasant company. Quite something to be having dinner with 2 baby chimps at the table and in the corner a slightly handicapped monkey curled up with a few cats. Time flew by and before I knew it I had to up pack my bike and hope that it would survive the flight to Europe.

From the poorest and most underdeveloped region in the world to prosperous, clean, orderly, safe and most of all anonymous Germany. Like it! Seemed like a good idea to do the last few kilometers on European soil, softening the reverse culture shock and everything. I'm teaming up with Michael who I met on my first day in Senegal (the guy with the foldable surfboard). We only have to wait for my bike which got stuck in Casablanca...



Groen…
Green…


… en heuvelig
… and hilly


Ben er bijna…
Almost there…


… en helemaal! (nu met chimp proof kapsel)
… definitely there! (now with chimp proof haircut)


Emily


Miel, Belinga, Max


Chimp baby Aicha, de dag- (en nacht-) taak van Maryann en Robyn
Chimp baby Aicha, a fulltime job for Maryann and Robyn


Bijna thuis!
Feels like home!




day 245 Limbe (Kameroen) - Buea: 36 km
day 246 Buea - Kumba: 81 km
day 247 Kumba - Loum: 44 km
day 248 Loum - Edea: 165 km
day 249 Edea - Boumnyebel: 96 km
day 250 Boumnyebel - Yaoundé: 97 km
day 252 Yaoundé - Mefou NP: 42 km

May 21, 2011

De enige blanke in Nigeria / The only white guy in Nigeria

Ja, ja, ik heb Nigeria overleefd en ben nu in het 10e en laatste Afrikaanse land van m’n tripje! Kameroen dus, waar ik een maandje aan de slag ga in een apenopvang gerund door de Britse organisatie Ape Action Africa. Heel verantwoord, en voor mij prettig om een tijdje op 1 plek te zitten voor ik terugkeer naar het Hoge Noorden. Beetje terug- en vooruitblikken enzo.

Terug naar waar ik de vorige keer gebleven was: de hoofdstad van Ghana. Ruim 2 weken bleef ik hier plakken, en wel als gevolg van 1 van de ergernissen van een langere trip: het regelen van een visum. En wel eentje waar ik al een tijd tegenop had gezien omdat een groot deel van de aanvragen wordt geweigerd: NIGERIA dus. Voor het visum voor Ghana zelf was al een audiëntie bij de ambassadeur in de hoofdstad van Mali nodig, maar toen stond ik wel binnen een paar uur buiten MET visum. Dit keer duurde het iets langer. En dat allemaal omdat sinds een paar maanden alleen ‘residents’ een visum kunnen aanvragen. De overlander die aangewezen is op ambassades onderweg is dus de pineut, de meeste visums zijn immers maar een paar maanden geldig. Om een idee te krijgen wat er nodig is voor zo’n aanvraag:
- kopie paspoort
- kopie Ghanees visum
- kopie Ghanese douanestempel
- gele koorts vaccinatiebewijs
- bewijs van adequate reis- en ziektekostenverzekering
- bewijs van voldoende middelen (waarbij de beambte wat schamper lachte bij het zien van mijn gekopieerde traveler cheques)
- voorgenomen route
- bevestigde hotelreservering voor de eerste nacht
- pasfoto
- uitnodigingsbrief uit Nigeria
- aanbevelingsbrief van de Nederlandse ambassade
- een zeer beleefde brief aan de Nigeriaanse high commissioner met een waterdicht pleidooi om voor mij een uitzondering op de regels te maken
- en 146 dollar niet te vergeten

De paasdagen en 1 of andere obscure Nigeriaanse vrije dag hielpen ook niet mee. Ondertussen was Ryan (mijn Amerikaanse gastheer dus) stiekem (zijn werkgever mocht het niet weten) naar de VS gevlogen voor de bruiloft van z’n beste vriend. Een dag na zijn vertrek kwam het bericht dat hij per direct moest verhuizen, en wel naar het appartement een verdieping lager, waar de eerder genoemde Nederlandse buurman Paul en de Kroatische Anita al woonden. Mijn antikraak mentaliteit roerde zich, en zo kon ik natuurlijk wat terug doen. Een paar dagen later zaten we dus met z’n vieren in dit zeer luxe appartement, wat desalniettemin een aangenaam studentenhuis-gevoel gaf. Hier anderhalf seizoen Sex & the City meegekeken, en natuurlijk De Bruiloft. Verder was ik bij het binnenrijden van de stad Huub uit Hellendoorn tegen het lijf gefietst, die me eindelijk de Ghanese handdruk plus vingerknip leerde. Later nam hij me mee naar een Ghanees toneelstuk, waar hij wat netwerkte voor zijn stage en ik vooral genoot van het publiek dat compleet in het stuk opgaat.

Maar na 9 dagen, 3 bezoekjes aan de Nigeriaanse ambassade en eindeloos veel telefoontjes was het visum dus binnen. Met een conditie die weer naar duistere diepten leek gekelderd ging het naar de dam die 60 jaar geleden het grootste kunstmatige meer ter wereld creëerde, en vervolgens verder naar een hoge door vleermuizen bevolkte waterval. Deze hoek van Ghana is echt buitengewoon mooi, met veel fraaie valleien, vlinders en een enkel verdwaald vuurvliegje.

Een paar honderd meter van de waterval stak ik de volgende dag een slaperige grensovergang met Togo over. De weg, waar nog geen 2 auto’s konden passeren, ging vervolgens extreem steil slingerend omhoog, en voor het eerst sinds Spanje moest ik weer eens afstappen. Ook de afdaling moest ik helaas overwegend lopend afleggen in verband met gloeiende velgen.

Togo leek me een buitengewoon plezierig land om wat langer in rond te fietsen, maar ik had wat tijd goed te maken, dus een dag later was ik al weer in Benin, de bakermat van voodoo. Een beetje cultuur gesnoven op de lokale fetisjmarkt waar het WNF niet vrolijk van zou worden, en vervolgens snel door naar eh, Nigeria dus. Met een geplande route tussen het religieuze gelazer in het Noorden en de olie ellende in het Zuiden door. En, op verzoek van mijn ouders, met het idee er zo snel mogelijk doorheen te sjezen en het wildkamperen even achterwege te laten.

De eerste tientallen kilometers op Nigeriaanse bodem werden vooral bepaald door een absurde hoeveelheid krakkemikkige politieposten met spijkerstrips over de weg. Afwisselend bemand door soldaten, immigratie officieren, of gewoon iemand in een hemdje en op slippers. Nu eens moest ik m’n paspoort laten zien, dan weer moest ik een formulier invullen, en voor het eerst werd een keer naar vaccinaties gevraagd. Verder allemaal erg gezellig overigens.

Nigeria heeft natuurlijk een buitengewoon slechte naam, en terecht, maar de meeste Nigerianen zelf zijn buitengewoon prettig in de omgang. Geïnteresseerd, behulpzaam, gul, geschoold, humoristisch en wat minder moeizaam trots. Verder valt er vanuit fietsperspectief over Nigeria weinig florissants te melden. Heb ook geen enkele behoorlijke foto gemaakt. Eigenlijk is het een beetje Afrika in het kwadraat: hartelijker en levendiger, maar ook smeriger, schrijnender en met meer stroomstoringen en verkeersongelukken dan alle eerdere landen bij elkaar. Volgens mij is het wel mooi groen hier en daar, maar mijn aandacht was vooral bij de weg en het verkeer. Want stop ze in een auto en Nigerianen veranderen in suïcidale maniakken met nog minder rijvaardigheid dan de Ghanezen, en lijken ze bovendien als sport het NET-niet-raken-van-de-Westerling te bedrijven. Fietsen in Nigeria: slecht idee.

Aan het einde van zo’n moeizame fietsdag kreeg ik een ‘excuse me!’ naar mijn hoofd van een man in tamelijk nette outfit. Met het voorval in Ghana in het achterhoofd toch maar gestopt. En ja hoor, dit was een State Security Service agent. Een wat moeizaam gesprek volgde (‘You never heard of the SSS?!’ ,‘You think what you’re doing is WISE?’) waarbij ik hem niet kon overtuigen dat het zonde was van onze tijd om naar Het Kantoor te komen. Het was immers allemaal voor MIJN veiligheid. Terwijl ik de paar kilometer achter zijn volkswagentje aanreed overwoog ik nog dat dit wel eens een goed uitgewerkte valstrik kon zijn, maar die gedachte verdween toen we aankwamen bij een grote poort met daarvoor een agent strak in het pak en met futuristisch uitziend machinegeweer. Aan de andere kant van de poort moest ik voor het eerst deze trip de inhoud van al mijn bagage tonen, hoezo MIJN veiligheid?! Ik was ondertussen dus een beetje pissig en vooral moe, maar toch ook wel benieuwd naar de ‘Nigeriaanse FBI’. Door kale gangen werd ik naar het kantoortje van z’n baas gebracht, waar ik nogmaals het hele verhaal vertelde, en hij nogmaals benadrukte hoe gevaarlijk deze regio voor een blanke is. Na wat formulieren met obscure vragen (onder andere de vraag wie ik als mijn religieus leider beschouw en tot welke stam mijn ouders behoren) en een dossierfotootje was het tijd me naar een ‘veilig’ hotel te escorteren, natuurlijk een paar prijsklassen hoger dan waar ik normaal voor kies. Die avond kwam dezelfde agent nog twee maal even checken of ik nog leefde. Ondertussen was hij wat ontdooid, en ik overtuigd van zijn goede bedoelingen, en er volgden nog een paar gemoedelijke telefoontjes tot ik veilig het land uit was.

Dit keer niet langs een grenspost maar middels een boottochtje, aangezien het regenseizoen in combinatie met onverharde wegen de eerste optie weinig aantrekkelijk maken. In Calabar, de havenplaats in Nigeria, ging het verkrijgen van het visum voor Kameroen zoals het hoorde: binnen een uur klaar zonder ook maar een formulier aan te raken. Een aantrekkelijke en on-Nigeriaanse stad trouwens, met zowaar afvalbakken en straatnaambordjes. De bootreis bracht ik helaas grotendeels spuugmisselijk door in het bagagecompartiment, om mijn medepassagiers niet al te veel af te leiden van de op grote flatscreens vertoonde kerkdiensten en Nollywood producties.

Nu in het knusse havenplaatje Limbe in de schaduw van de hoogste berg van West-Afrika (geen fietspad naar de top helaas). En al 2 weken geen Westerling gezien, stiekem wel behoefte aan…


- - -


Yep, I made it through Nigeria in one piece and am now in the 10th and final African country of my trip! Cameroon is where I will go and work for a month in a primate refuge run by the British charity Ape Action Africa. Very politically correct, and good for me to be in one place for a while before returning to the North. Time to look back and ahead a bit.

Back to where I left off last time: the capital of Ghana. I ended up spending over two weeks there as a result of one of the annoyances of a longer trip: arranging a visa. And this one in particular I had been worried about for a while because of the large percentage of applications being refused: NIGERIA. The visa for Ghana itself already took an audience with the Ghanaian ambassador in the capital of Mali, but there I left with visa in hand after a few hours. So this time it took a little longer. And all because since a few months only residents can obtain a visa. The overlander getting his or her visas on the run is the dupe since most visas are only valid for a few months. To get an idea of what it takes for such an application:
- copy of passport
- copy Ghanaian visa
- copy Ghanaian entry stamp
- yellow fever vaccination certificate
- proof of adequate travel and medical insurance
- proof of sufficient funds (the officer scornfully laughed when seeing my copied traveler checks)
- proposed route
- confirmed hotel reservation for the first night
- passport photo
- letter of invitation from Nigeria
- recommendation letter from the Dutch embassy
- a very polite letter to the Nigerian high commissioner with a watertight plea for allowing me to be an exception to the rules
- and 146 dollars not to forget

Easter and some obscure Nigerian holiday didn’t help either. Meanwhile, Ryan (my American host) secretly (his employer couldn’t find out) flew to the U.S. for the wedding of his best friend. A day after his departure the news came that he had to move immediately to the apartment one floor below, where the aforementioned Dutch neighbor Paul and Anita from Croatia already lived. My anti-squatter mentality stirred, and this of course allowed me to do something in return. So a few days later there were four of us in this luxury penthouse, which nevertheless gave a pleasant campus feel. Here I joined in watching one and a half season of Sex & the City and of course The Wedding. When cycling into the capital I had run into Dutch Huub, who finally taught me the Ghanaian handshake plus finger snap. Later he took me to a Ghanaian play, where he did some networking for his internship and I enjoyed the audience getting completely absorbed in the play.

But after 9 days, 3 visits to the Nigerian embassy and endless phone calls the visa was granted. With a physical condition seemingly sunken to murky depths I made it to the dam that created the world’s biggest artificial lake 60 years ago, and then continued to a high waterfall populated by countless bats. This corner of Ghana is truly beautiful, with quiet roads through green valleys fluttering with butterflies.

A few hundred meters from the waterfall, I passed into Togo through a very sleepy border post. The road, where no two cars could pass, then went up ridiculously steep, and for the first time since Spain I had to get off my bike and push. Most of the descent unfortunately also involved walking to not let the glowing rims melt my tubes.

Togo seemed a very pleasant country to ride around in a little longer, but I had some time to make up for, so one day later I was in Benin, the birthplace of voodoo. Walked around the local fetish market which would seriously offend the WWF, and then it was on to, well, Nigeria. With a planned route between the religious turmoil in the North and the oil misery in the South. And, at the request of my parents, with the intention to do it as fast as possible and forget about wild camping for a while.

The first few miles on Nigerian soil were dominated by an absurd amount of rickety police post with spike strips on the road. Alternately manned by soldiers, immigration officers, or just someone in a ragged shirt and flip-flops. Sometimes I had to show my passport, then I had to fill out a form, and for the first time I was even asked to show proof of adequate vaccinations. All in good fun though.

Nigeria obviously has a lousy reputation, and rightly so, but most Nigerians themselves are extremely nice. Interested, helpful, generous, educated, humorous and a little bit less tiresomely proud. From a cycling perspective there’s not much positive to report about Nigeria though. I didn’t take ONE decent picture. Actually it's a bit of Africa in overdose: warmer and livelier, but also filthier, more distressing and with more power cuts and traffic accidents than in all the previous countries combined. I guess it’s nice and green here and there, but my attention was mainly on the road and traffic. Because put them in a car and Nigerians turn into suicidal maniacs with even less driving skill than the Ghanaians, making a sport of ALMOST-hitting-the-Western-cyclist. Cycling in Nigeria: bad idea.

At the end of one of those troublesome days I got an ‘excuse me!’ from a man in fairly decent outfit. With the incident in Ghana in mind I decided to stop. Turned out this was indeed a State Security Service agent. A trying conversation followed (‘You never heard of the SSS?', 'You think what you're doing is WISE?’) and I could not convince him that it would be a waste of both our time to come to The Office. It was all about MY safety after all. As I followed his little Volkswagen for a few kilometers I considered that this might actually be an elaborate trap, but that thought disappeared when we arrived at a large gate with before it an agent donned in suit and carrying a futuristic-looking machine gun. On the other side of the gate I had to show the contents of all my bags for the first time this trip, eh MY safety?! By this time I was a little pissed off and most of all tired, but on the other hand pretty curious about the ‘Nigerian FBI’. I was taken through empty corridors to the office of his boss, where I once again told the whole story, and he again emphasized how dangerous this region is for a white guy. After some forms with obscure questions (including the question of who I consider to be my religious leader and to which tribe my parents belong) and a file photo it was time to escort me to a 'safe' hotel, quite a bit more pricey than what I would normally go for of course. That evening the same agent came over TWICE to see if I was still alive. Meanwhile we got along pretty well, and there were some more friendly phone calls until I was safely out of the country.

This time not over a land border but by taking a ferry, since the rainy season combined with dirt roads make the first option somewhat less attractive. In Calabar, the port in Nigeria, obtaining the Cameroon visa was as straightforward as it should be: ready within one hour without ever touching a form. An attractive and un-Nigerian city by the way, with rubbish bins and street signs even. The boat trip I unfortunately spent sick and miserable in the luggage compartment, to not distract my fellow passengers from the huge flat screens showing Nollywood productions and church services.

So now in Limbe, a cozy port town in the shadow of the highest mountain in West Africa (no cycle path to the top unfortunately). Haven’t seen a single Westerner in the last 2 weeks, secretly looking forward to that…



Volta dam


Veel groen in de Volta regio
Lots of green in the Volta region


‘De hoogste waterval van West Afrika’
‘The highest falls in West Africa’


Ook Togo is best groen
Togo too is pretty green




day 222 Accra - Atimpoku: 115 km
day 223 Atimpoku - Mountain Paradise: 98 km
day 225 Mountain Paradise - Wli: 62 km
day 226 Wli - Atakpamé (Togo): 99 km
day 227 Atakpamé - Aflaou (Benin): 139 km
day 228 Aplaou - Abomey: 52 km
day 230 Abomey - Ketou: 89 km
day 231 Ketou - Abeokuta (Nigeria): 115 km
day 232 Abeokuta - Ibadan: 79 km
day 233 Ibadan - Ife: 83 km
day 234 Ife - Akure: 114 km
day 235 Akure - Ifon: 94 km
day 236 Ifon - Agbor: 147 km
day 237 Agbor - Ihiala: 115 km
day 238 Ihiala - Umuhaia: 118 km
day 239 Umuhaia - Calabar: 163 km

April 18, 2011

Vluchten voor de hitte / Running from the heat

Twee hoofdsteden verder, dus de hoogste tijd voor weer een berichtje… Helaas moest ik Jérémie en Claire (met wie ik dus eerder door de Mauretanische woestijn fietste en wandelde) achterlaten in de Malinese hoofdstad. Claire werd ziek (Jérémie later ook) en ik moest aan mijn visum denken. Over voornamelijk rustige en gladde wegen ging het naar de grens met Burkina Faso. Ondertussen was ik wel een beetje zat van de savanne en ook de hitte (met nog een paar bijna-flauwval-momenten) werd met de dag ondragelijker. Ik kreeg bovendien last van zwermen vliegjes die werkelijk overal op (ogen) en in (neus) gingen zitten. Hierdoor kan ik wel melden dat deze vliegjes de kenmerkende smaak van McDonalds mayonaise hebben. Op de dag dat ik de grens overstak kon ik eindelijk weer genieten van het zicht, de geur en vooral de weldadige schaduw van plukjes bos. Een dag later was ik getuige van de eerste regenbui in ruim 11 weken.

Zonder dralen (en over nog gladdere en door de EU gefinancierde wegen) ging het naar de relaxte maar zeer hete (45 graden) hoofdstad van Burkina Faso, waar ik mijn intrek nam tussen de nonnetjes van de Katholieke Missie. Het in flarden overwaaiende engelachtige koorgezang was een welkome afwisseling op het muezzingeweld. Vanaf hier ging het eindelijk echt naar het Zuiden, op weg naar Ghana en de koelere kust. Ondertussen liet ik het kamperen zo veel mogelijk achterwege. In de nacht koelt het vrijwel niet af, en ik was blij van accommodatie naar accommodatie te kunnen fietsen, zodat ik het onder een natte handdoek en ventilator nog enigszins uithield.

In het noordelijke Tamale werd ik dankzij WarmShowers opgewacht door Nederlandse Mieke, nu een half jaar in Ghana werkend als basisschooljuf. Naast een spoedcursus Ghanese cultuur (als toevallige voorbijgangers werden we gebombardeerd tot enige blanke eregasten op de feestelijke inauguratie van een plaatselijk stamhoofd), werd ik door haar bovendien getrakteerd op heel veel lekker eten (pannekoeken!). Opgeladen ging het verder naar Mole National Park, waar je vanuit het zwembad de aapjes door de bomen ziet slingeren. Onderweg hoorde ik opeens ‘Wel doortrappen he?!’: na Senegal en Mali, kwam ik nu ook in Ghana Nadine en Maurice tegen in hun Landrover, tijd dus voor een groepsportretje.

Om in het Park te komen (en er weer weg te raken) moest ik 150 kilometer lang hobbelen over onontkoombaar wasbord. Een paar uur lang werd ik bovendien gezelschap gehouden door een troep horzels die optimaal gebruik maakten van het feit dat ik beide handen aan mijn stuur moest houden om niet de greppel in te stuiteren, en die vrolijk door DEET en kleren heen staken.

In tegenstelling tot de eerdere Afrikaanse landen waar ik doorheen fietste, is in Ghana het merendeel van de bevolking christelijk. Dagelijks fiets ik langs tientallen borden die de meest exotische kerkgenootschapjes aanprijzen. Ook de middenstand heeft de religie hoog in het vaandel: veel Eternal Faith werkplaatsen en God is Good kappers. Taxi’s en vrachtwagens waren altijd al beplakt en beschilderd met creatieve teksten, maar hier begrijp ik ze min of meer (‘WHY NOT JESUS?’,’IF GOD SAY YES, WHO CAN SAY NO?’). Met het ook veel minder vaak voorkomende muezzin geblèr zou ik zowaar kunnen uitslapen, maar om de koelte van de ochtend mee te kunnen pakken sta ik toch al vaak om half 5 op.

Ghana is ook een stuk welvarender dan de voorgaande landen. Helaas heeft dat niet geleid tot goede wegen. In combinatie met de Westerse haast die men hier lijkt te hebben maakt dat het fietsen tot een vrij enerverende ervaring. Nog nooit heb ik zoveel verwrongen en uitgebrande wrakken langs de weg gezien, die er bovendien allemaal akelig vers uitzien. Aan de andere kant kan ik wel weer regelmatig genieten van een koud colaatje, en hoef ik niet meer de hele dag te teren op mijn watervoorraad die tegen de middag ruim boven lichaamstemperatuur ligt. Ook het landschap is enorm veranderd. Na wekenlang tamelijk vlakke savanne, gaat het nu flink op en neer door tropisch groen.

Op een dag probeerde (zoals ongeveer 1000 keer per dag) iemand langs de weg mijn aandacht te trekken: ‘STOP! I’M AN OFFICER!’. Ik had genoeg verhalen gehoord van nepagenten die nietsvermoedende Westerlingen geld proberen af te troggelen, en aangezien deze persoon niet eens een uniform droeg fietste ik vrolijk door. Even later werd ik echter met een geronselde taxi van de weg gesneden, en kreeg ik een preek over verantwoordelijkheid en respect, onder de aandachtige blikken van de overige inzittenden van de taxi. Ik bleek te maken te hebben met een Special Duty Immigration Officer of zoiets. Hoewel ik aardig geschrokken was van deze kleine achtervolging, kon ik de Ghanees met enorme Gucci riem en protserige zonnebril niet echt serieus nemen. Na zijn autoriteit ten overstaan van zijn landgenoten weer hersteld te hebben, liet ie me gelukkig weer gaan (en betaalde hij de taxi).

Twee dagen later kreeg ik de eerste serieuze tropische bui over me heen. Binnen de kortste keren staat de weg blank en bemoeilijken modderstromen de voortgang. Sinds lange tijd zat ik weer klappertandend om m’n fiets, want ook hier is regen gewoon koud. Na afloop is het wel aangenaam koel, en geven de stomende wegen een spectaculair effect. Het regende overigens ook lekke banden, 4 sinds mijn laatste berichtje, maar met 6 in totaal mag ik nog niet klagen.

De Green Turtle Lodge is voor elke backpacker en overlander in Ghana een begrip. Aangeprezen als ‘a guilt-free slice of paradise’ is het zo’n plek waar je langer blijft hangen dan je van plan was. Voor mij was het voor het eerst sinds Dakar dat ik de Oceaan weer hoorde en zag, en met een weldadig zeebriesje zette ik m’n tentje op naast de Landrover van Nadine en Maurice. Die avond liep ik ook de sympathieke Ier Shane, met wie ik eerder had opgetrokken in de Malinese hoofdstad, weer tegen het lijf. Daarnaast met 2 Nederlandse dames werkend voor Artsen zonder Grenzen naar het ‘middelpunt van de wereldkaart’ gewandeld (de landmassa het dichts bij de 0-meridianen), met een Brit die door heel Afrika fietsenmakers opleidt over mountainbikepaden door de jungle gejakkerd, en gekletst met de sympathieke eigenaar Tom die sinds 7 jaar en met humor de cultuurbotsingen trotseert. Verder deed ik een week lang vooral zo min mogelijk, erg fijn.

Langs de kust ging het uiteindelijk toch verder richting hoofdstad. Onderweg nog een bezoekje gebracht aan 2 prettig gestoorde Nederlanders die een dierenopvang runnen en me in hun door apen bewoonde keuken een patatje oorlog voorschotelden. Ze hadden de laatste dagen een paar aanvaringen gehad met zwarte cobra’s en groene mamba’s, dus in plaats van in mijn tentje nam ik het aanbod aan om in de achterbak van hun auto te slapen. De nacht erna sliep ik in een fort zonder licht of stromend water, maar met fantastisch uitzicht.

In de Green Turtle Logde kwam ik Ryan tegen, een Amerikaan die in de hoofdstad voor de Japan Times werkt, en van wiens gastvrijheid en riante appartement ik nu geniet. Met hem en zijn Nederlandse buurman afgelopen weekend naar een spiegelglad kratermeer geweest. Vanaf hier gaat m'n route verder naar een ander meer: Lake Volta, het grootste kunstmatige meer ter wereld.


- - -


It’s 2 capitals later, so high time for an update… I had to leave Claire and Jérémie (the couple with whom I cycled and walked through the Mauritanian desert) behind in the Malian capital. Claire got sick (Jérémie too a couple of days later) and I had to think about my visa. Mostly smooth and quiet roads took me to the border with Burkina Faso. By this time I was pretty fed up with the savannah, and the heat (with some more near-faints) had become intolerable. I was also plagued by swarms of flies that really had to land on (eyes) and in (nose) everything. Which allows me to mention that these flies have the distinctive flavor of McDonalds mayonnaise. On the day I crossed the border I could finally again enjoy the sight, smell and, most importantly, shade of clumps of forest. A day later I witnessed the first rain in over 11 weeks.

Without stalling (and over even smoother and EU-funded roads) I rode to the relaxed but very hot (up to 45 degrees) capital of Burkina Faso, where I founf a room in between the nuns of the Catholic Mission. The angelic choir singing that floated past every now and then was a welcome respite from the muezzin madness. From here it finally went truly south, heading for Ghana and the cooler coast. Meanwhile, I camped as little as possible. During the night it hardly cools down, and I was happy to cycle from accommodation to accomodation, enduring the heat under a wet towel and fan.

In northern Tamale and thanks again to WarmShowers, I was welcomed by Dutch Mieke, now working for six months in Ghana as a schoolteacher. Besides a crash course in Ghanaian culture (as passersby, we were bombarded to the only white guests of honor at the official inauguration of a local chieftain), I was also treated to lots of good food (Dutch pancakes!). Fully charged the route continued to Mole National Park, where you can see monkeys swinging in the trees from the pool. Along the way I suddenly heard (in Dutch) 'Come on now, faster!': after Senegal and Mali, I now ran into Nadine and Maurice in Ghana, reason for a group portrait.

To get to the Park (and to get away from it) I had to face 150 km of washboard. For a few hours I was also kept company by a gang of hornets that fully made use of the fact that I had to keep both hands on my handlebars to not bounce into the ditch, biting right through my DEET and clothing.

Unlike the earlier African countries I cycled through, in Ghana most people are Christian. Every day I ride past dozens of signs that advertise the most exotic denominations. Commerce is into it too: many Eternal Faith workshops and God is Good beauty salons. Taxis and trucks have always been plastered and painted with creative slogans, but here I think I understand them more or less ('WHY NOT JESUS?', 'IF GOD SAY YES, WHO CAN SAY NO?'). A lot less muezzin shouting too. I can actually sleep in, but to fully use the coolness of the morning I tend to get up at 4:30 anyway.

Ghana is also a lot wealthier than the previous countries. Unfortunately that hasn't led to good roads. In combination with the Western haste that people here seem to have, cycling is a bit unnerving. I've never seen so many twisted and burnt-out wrecks along the road, of which most look horribly fresh. On the other hand, I can again enjoy a nice cold coke on a regular basis, and not fully rely on my own water supply which exceeds body temperature before noon. The landscape too has changed enormously. After weeks of relatively flat savannah, it’s hills and lots of tropical green now.

One day (this happens about a 1000 times a day) someone alongside the road tried to get my attention: 'STOP! I'M AN OFFICER!'. I had heard enough stories of fake officers trying to cheat money out of unsuspecting Westerners, and since this person didn’t even wear a uniform I zipped past him without thinking much more about it. Moments later however, I was cut of the road by the same guy in a recruited cab. I had to listen to a lecture about responsibility and respect, all under the attentive gaze of the other occupants of the taxi. This turned out to be a Special Duty Immigration Officer or something. Although I was a bit thrown off by this little pursuit, I couldn’t really take this Ghanaian guy seriously with his huge Gucci belt and gaudy sunglasses. Having restored his authority in front of his countrymen, he allowed me to go my own way again (with him paying the taxi).

Two days later I faced the first serious tropical shower. In no time the road is flooded and mudstreams hamper progress. Had been quite a while since I sat on my bike with chattering teeth, rain is just cold here too. Afterwards it’s pleasantly cool though, and the steaming roads are quite a sight. It also rained punctures, 4 since my last message, but with a total of 6 I can’t complain.

Every backpacker and overlander in Ghana knows The Green Turtle Lodge. Advertised as "a guilt-free slice of paradise" it’s the kind of place you end up spending more time than you had planned. For me it was the first time since Dakar that I heard and saw the Ocean, and with a refreshing sea breeze I put my tent up next to the Landrover of Nadine and Maurice. That night I also bumped into Irishman Shane, with whom I had spent time in the Malian capital. With him and two Dutch ladies working for Doctors without Borders I walked to the "center of the world map" (the land mass closest to the 0-meridians), and with a British guy who trains bike mechanics throughout Africa (and a bike with suspension for a change) I rushed over challenging jungle trails. But most of the time I did as little as possible. Nice.

Onwards, along the coast to the Capital. On the way I paid a visit to a Dutch couple running an animal sanctuary, had some Dutch style fries in their monkey infested kitchen, and slept in their car (they had had some run-ins with black cobra’s and green mamba’s, and my tent suddenly seemed not so safe anymore). The following night I spent in a fort without electricity or running water, but with an amazing view.

In the Green Turtle Lodge I met Ryan, an American working in the capital for the Japan Times. I’m now enjoying his hospitality and his very spacious apartment. I joined him and his Dutch neighbor on a weekend trip to a scenic crater lake where superstition forbids the fishermen to use canoes (the reason they paddle around on planks). Next I’ll head to another lake: Lake Volta, the biggest artificial lake in the world.



Op weg naar het Koele Zuiden
Towards the cool South


Schaduw!
Shade!


Met Nadine, Maurice en hun LaRo
With Nadine, Maurice and their LaRo


Mole National Park


De Horzelweg
Horsefly Road


Het paradijs
Paradise


Wakker worden in een fort
Waking up in a fort


Mango's bij het kratermeer
Mangos at the crater lake




day 168 Bamako - Next to the road between Sido and Bougouni: 137 km
day 169 Next to the road between Sido and Bougouni - Next to the RN7 between Koumantou and Tiefala: 122 km
day 170 Next to the RN7 between Koumantou and Tiefala - Sikasso: 120 km
day 172 Sikasso - Orodara (Burkina Faso): 103 km
day 173 Orodara - Bobo-Dioulasso: 77 km
day 174 Bobo-Dioulasso - Boromo: 187 km
day 175 Boromo - Sabou: 92 km
day 176 Sabou - Ouagadougou: 92 km
day 180 Ouagadougou - Pô: 145 km
day 181 Pô - Bolgatanga (Ghana): 73 km
day 182 Bolgatanga - Walewale: 55 km
day 183 Walewale - Tamale: 124 km
day 185 Tamale - Next to washboard road between Tamale and Damongo: 114 km
day 186 Next to washboard road between Tamale and Damongo - Mole Motel: 56 km
day 188 Mole Motel - Sawla: 78 km
day 189 Sawla - New Longoro: 154 km
day 190 New Longoro - Techiman: 84 km
day 191 Techiman - Kumasi: 125 km
day 193 Kumasi - Dunkwa: 116 km
day 194 Dunkwa - Tarkwa: 117 km
day 195 Tarkwa - Green Turtle Lodge: 88 km
day 202 Green Turtle Lodge - Ampenyi: 115 km
day 204 Ampenyi - Frami: 52 km
day 205 Frami - Apam: 98 km
day 206 Apam - Accra: 86 km

March 02, 2011

Naar Timboektoe en terug / To Timbuktu and back

Na bijna 5 maanden fietsen was het dus tijd voor 3 weken backpacken met mijn zus Mirjam. Na een paar dagen bijkletsen in de Malinese hoofdstad vertrokken we naar het noorden, op weg naar het legendarische Timboektoe. Het begon al gelijk goed met 14 uur (moest 7 uur zijn) in een bus zonder vering (niet fijn in combinatie met de vele drempels hier) maar MET kermende geitjes in het bagageruim. Er werd bijzonder vaak gestopt waarbij telkens drommen jonge meisjes de bus overspoelen met koekjes, papaja en zakjes water (erg prettig als je bij de deur zit -> commentaar van Mirjam). Ook moet er natuurlijk op gezette tijden worden gebeden, waarbij men zich weinig aantrekt van waar Mekka ligt.

Enigszins gewend aan de knulligheid en onverschilligheid (vanuit mijn Westerse perspectief althans) als het hier om veiligheid, hygiëne, dieren en nog zo wat zaken gaat, laat ik Mirjam even de bootreis naar Timboektoe beschrijven:

‘Volgens onze reisgids is de enige passende manier om in het onbereikbare Timboektoe te komen langzaam en ontdaan van enig comfort. Nou, ik kan melden, deze manier hebben wij absoluut gevonden en mogen ervaren. Maar laat ik bij het begin beginnen.

Mopti was het beginpunt van onze reis en door het laagstaande water tijdens deze maanden is de enige mogelijke manier van transport over de rivier Niger per pinasse, een soort grote gemotoriseerde kano. Nu hadden we ruim 400 euro neer kunnen tellen voor een pinasse voor onszelf, maar dit past niet helemaal bij ons budget en onze manier van reizen, dus werd het een publieke pinasse. In de volksmond wordt deze ook wel cargo pinasse genoemd, want de voornaamste functie van deze pinasses is honderden kilo’s aan gierst over de rivier transporteren. En de kapitein verdient hiernaast nog wat bij door mensen bovenop deze gierstzakken mee te laten varen, natuurlijk vergezeld van de nodige bagage, geitjes (die bovenop het ‘dak’ werden geplaatst en het tijdens de tocht denk ik nog meer naar hun zin hadden dan de schrijfster van dit stukje, overigens een groot dierenliefhebster…), scooters, fietsen, hout en niet te vergeten de wereldontvangers, die hier te allen tijde door de trotse bezitters ervan worden meegedragen, het liefst zo hard mogelijk aan, zich niets aantrekkend van het feit dat alle mensen in een straal van een meter hetzelfde doen of dat er midden in de nacht mensen zijn die liever slapen dan luisteren naar de melodieën en preken die uit deze ontvangers komen.

Dus na aardig wat onderhandelen van Maarten, wat leugens van mijn normaliter deugdelijke broer hier en daar om de prijs naar beneden te krijgen, de belofte dat de reis maximaal twee dagen en twee nachten zou duren, de garantie dat er een wc aan boord was en dat we een goede plek zouden krijgen, kochten wij voor 22.50 euro p.p. een plekje op een publieke pinasse richting Timboektoe.

Bepakt met eten en water voor 2 dagen, een door Maarten last minute op de kop getikt rieten matje om onze plek op de gierstzakken af te bakenen en vol goede moed kwamen wij de volgende dag ruim op tijd aan bij de opstapplek, waar we meteen haastig de boot op werden gezet. Wat ik persoonlijk een goed teken vond in het Afrika waar meestal niet zoveel sprake is van haasten, en dus wel moest betekenen dat we snel zouden vertrekken. Dat was helaas niet helemaal het geval, en de enige reden die wij konden bedenken waarom wij zo snel de boot op werden gejut is zodat ze ons op de toen nog lege boot het best mogelijke plekje konden aanwijzen. Want zo’n vijf uur later vertrokken we dan eindelijk, als enige toubabs tussen de Malinese families, Touareg mannetjes en hier en daar een familie uit Senegal, op wat achteraf bleek een 72-uur durende, toiletloze boottocht.

Wat interessante ontdekkingen tijdens deze boottocht:
- De Malinezen doen niet aan zakdoeken, maar smeren het snot wat ze uit hun eigen neuzen of die van hun kinderen halen af aan alles wat ze tegen komen als het maar niet van henzelf is (dus dak van boot, paal van boot, zeil van boot).
- Personal space kwam niet voor in het vocabulaire van onze medereizigers (ook niet wanneer je een paar keer heel hard ‘Monsieur’ hebt geroepen omdat dezelfde man al voor de derde keer zijn hand op jouw slapende hoofd legt terwijl daar echt nog wel genoeg andere plekken voor waren in de buurt van deze man).
- Door mannen wordt staand uit de boot geplast (zich niets aantrekkende van het feit dat de straal zich op die manier 10 cm van het hoofd van een medepassagier kan bevinden), door vrouwen en kinderen wordt op potjes op de boot geplast (idem met het zich naast je hoofd bevinden), die vervolgens worden leeggegoten in de rivier (als het potje niet direct na het plassen al is geleegd door het omstoten ervan in de boot).
- Ditzelfde rivierwater wordt ondanks zijn eindpunt van verschillende lichaamsproducten gebruikt om te drinken, te koken en natuurlijk ook om gezicht, handen en voeten te wassen voor het vijf keer per dag bidden, wat op de boot vanzelfsprekend gewoon doorgaat.
- Bij gebrek aan potje, wc en rok om eventueel op andere manier mijn urine zonder al te veel opstoot te lozen, heb ik ondervonden dat het mogelijk is om 72 uur niet naar de wc te gaan (weliswaar niet zonder het ervaren van enig ongemak…).
- In plaats van te zorgen dat er geen water in de boot komt door bijvoorbeeld gaten te dichten of op provisorische wijze ergens zeil te bevestigen, wordt er een jongeman aangenomen om tijdens de hele bootreis bijna continu de boot uit te hozen.
- Het laagstaande water weerhoudt de kapitein er niet van de boot zo vol te laden dat er slechts een centimeter bestaat tussen de rand van de boot en het waterpeil (nog een reden voor het nodig zijn van iemand die water hoost), wat inhoudt dat er tussen onderkant van boot en bodem van rivier niet veel ruimte overblijft wat weer tot consequentie heeft dat de pinasse geregeld vastloopt. De oplossing? Alle mensen van de pinasse op andere bootjes overhevelen (die nooit ver te zoeken waren) en op deze bootjes of de kant laten wachten, terwijl een handjevol Malineze mannen, tot op onderbroek ontbloot, met behulp van stokken, handen en veel geroep de boot op miraculeuze wijze weer aan het varen krijgt.
- De vrouwen op de boot die kookten voor de passagiers hadden er geen moeite mee tijdens het schoonmaken en snijden van bijvoorbeeld de vis aan boord tussendoor even de billen van hun peuters met blote handen af te vegen en vervolgens met deze zelfde handen meteen weer verder met koken te gaan. Maarten en ik waren er vanaf toen niet erg droevig om dat wij het met ons eigen stokbrood moesten doen aan boord.
- De bootmensen begrepen niet helemaal dat wij toubabs liever een bed hebben dan een gierstzak op een koude boot om de nacht door te brengen. Want na onze derde nacht op de boot bleken we de vorige avond al in de haven te zijn aangekomen waar Maarten en ik eruit moesten, maar het was (helaas, vooral voor mijn blaas) niet bij ze opgekomen dit met ons te delen.

Het was, kortom, een onvergetelijke bootreis. Nog nooit heb ik een bevolking op zo’n intieme wijze meegemaakt, vaak iets meer dan mij lief was. Maar het was gelukkig niet alleen afzien. Maarten en mij is verschillende malen de zelfgemaakte, mierzoete, Afrikaanse thee aangeboden; een lieve vrouw wist er voor ons bij elk stoppunt (en dat waren er veel) achter te komen waar we waren en diezelfde vrouw heeft een uur gefascineerd in mijn Mali-guide zitten bladeren; we hebben de laatste avond een prachtige zonsondergang vanaf de rivier mogen meemaken; we hebben gezien in wat voor primitieve omstandigheden de Malinezen de tijd van hun leven kunnen hebben.

Nee, comfortabel en snel was de reis naar Timboektoe niet, maar bijzonder, dat wel.’

Timboektoe is tegenwoordig niet meer dan een rustig, zanderig stadje waar wel nog regelmatig zoutkaravanen arriveren. Na 2 nachtjes in het meest luxe hotel van mijn trip (verlaat verjaarscadeau voor Mirjam), brachten we nog een nachtje door in een guesthouse aan de rand van de woestijn. Het werd gerund door een Canadese dame die getrouwd is met een nomadenhoofdman, en van deze laatste kreeg Mirjam een plak zout (ook voor haar verjaardag). Later kwamen we ze nog tegen in de hoofdstad. Ook kwam ik opnieuw een sympathieke Mexicaan met motor tegen die ik eerder sprak in de hoofdstad van Mauritanië. En ook een eerder in Senegal ontmoet Nederlands stel met hun Landrover op weg naar Kaapstad liep ik in Mali weer tegen het lijf. De wereld is klein (en iedereen heeft de Lonely Planet).

Hierna stond een trek door Dogon Country op het programma. Dit gebied in het zuidoosten van Mali staat bekend om de bijzondere architectuur en aparte gebruiken. De dorpjes liggen hier tegen of vlakbij een enorme en kilometerslange rotswand. De eerste avond raakten we gelijk verzeild in een begrafenisritueel, waarbij de ziel van de overledene met veel gedans en een ongelofelijke hoeveelheid musketschoten werd verzocht het dorp te verlaten. Ook waren we vele malen getuige van het begroetingsritueel, wat vrij vertaald ongeveer zo gaat:
- Hoe gaat het?
- Prima!
- En met de familie?
- Prima!
- De kinderen?
- Prima!
- Je vrouw?
- Prima!
- En het werk?
- Prima!
Dit wordt dan 2 keer in moordend tempo afgewerkt, wat dan meer op een duetje lijkt dan een gesprek. Overigens wordt hierbij vaak buitengewoon ongeïnteresseerd gekeken, het gaat er immers niet om erachter te komen hoe het echt met de ander gaat. Dat komt later pas.

Ook brachten we nog een bezoekje aan het eilandstadje Djenné waar het grootste moddergebouw ter wereld staat. Deze moskee was voor de verandering een tijd lang WEL toegankelijk voor niet-Moslims, totdat een of andere Fransoos het nodig vond het als decor te gebruiken voor het fotograferen van een stel dames in lingerie en suggestieve houdingen.

Mede door de terreurdreiging zijn we maar weinig andere toeristen tegengekomen: afgezien van de enkele tourgroep en wat overlanders, hebben we 10 backpackers geteld. Van anti-Westerse sentimenten hebben we niks gemerkt. In tegendeel: Barack Obama wordt hier op handen gedragen. Shirts, mutsen, tassen, koekjes, tot en met kapperszaken dragen zijn naam en beeltenis.

Nadat Mirjam weer was teruggevlogen naar het koude Nederland zocht ik een paar andere fietsers op: Mikaela en Imran zijn uit Engeland komen fietsen en wonen nu een aantal maanden in Bamako om muziek op te nemen. Dus NOG een muzikaal fietsend tweetal. En laat nou net dat andere muzikale fietsende tweetal ook in Bamako zijn aangekomen. Dit leverde een gezellig avondje op met life Malinese muziek, Engelse folk, en Amélie-deuntjes op de accordeons van Jérémie en Claire. Morgen vertrek ik met hen richting ‘het land van de eerlijke mensen’: Burkina Faso.


- - -


After almost 5 months of cycling it was time for 3 weeks of backpacking with my sister Mirjam. After a few days of catching up in the Malian capital, we headed North on our way to legendary Timbuktu. A good start with 14 hours (which should have been 7) in a bus without suspension (highly inconvenient with all the road bumps here) but WITH goats wailing in the luggage hold. This bus also made an incredible amount of stops and every time throngs of young girls poured in with biscuits, papaya and bags of water (nice if you sit at the door -> comment by Mirjam). The regular praying was another reason to stop, paying not the slightest heed to where Mecca is supposed to be.

Being somewhat used to the indifference and stupidity (from my Western perspective that is) when it comes to things like safety, hygiene, animals, and some other things along this line, I’ll let Mirjam describe the boat trip to Timbuktu:

‘According to our guidebook the only appropriate way to get to Timbuktu is slow and devoid of any comfort. Well, I can confirm that we found exactly that. But let me start from the beginning.

Mopti was the starting point of our trip and because of the low water level during these months the only possible way of transport on the river Niger is by pinasse, a sort of big motorized canoe. Now we could have spent over 400 euros for a private pinasse, but this wasn’t quite compatible with our budget or our way of traveling, so it became a public pinasse. This is also known as a cargo pinasse because the principal function of this pinasse is to transport hundreds of pounds of millet and other stuff. And the captain makes some extra money by people taking people along and placing them on these millet bags, of course accompanied by the necessary luggage, goats (placed on the ‘roof’, and likely having a better time than the writer of this text had, who also happens to be a big animal lover...), scooters, bicycles, wood, and not to mention the world receivers, proudly showcased and turned up to maximum volume, not caring that all people in a radius of one meter do the same or that people rather sleep than listen to highly annoying music and sermons in the middle of the night.

So after a good deal of negotiating by Maarten, some lies here and there made up by my normally very decent brother to get the price down, the promise that the trip wouldn't take more than 2 days and 2 nights, ensuring that there was a toilet on board, and that we would get a good spot, we bought a ticket for 22.50 euros per person on a public pinasse to Timbuktu.

Packed with food and water for two days, and a straw mat bought in the last minute by Maarten in order to mark our spot on the millet bags we arrived the next day at the harbor well on time, and were hastily put on board. What I personally took as a good sign, hurrying is not something you see too often in Africa, and so it must mean that we would be leaving soon. Unfortunately this was not quite the case, and the only reason we could think of why we had to be on the boat so early was to allow us the get the best possible spot. For about five hours later we finally set out on what turned out to be 72-hour, toilet deprived yourney, being the only toubabs between Malian families, Touareg males and the occasional family from Senegal.

Some interesting observations during this trip:
- The Malians do not use handkerchiefs, instead they smear the snot from their noses or their children’s on anything they encounter as long as it does not belong to them (roof of boat, pole of boat, sail of boat).
- Personal space did not seem to be part of the vocabulary of our fellow passengers (even if you resolutely say 'Monsieur' because the man next to you places his hand on your sleeping head for the third time while there really are plenty of other places for this).
- The guys pee in the river (and do not care that the beam might be 10 cm from the head of a fellow passenger), women and children in small pots on the boat (same problem here), which are then emptied into the river (if the pot is not already immediately emptied after urination by knocking it over into the boat).
- The same river water, despite being the final destination of various body products, is used for drinking, cooking and of course to wash face, hands and feet before the regular praying, which is done 5 times a day.
- In the absence of potty, toilet and skirt to possibly find a way to empty my bladder without causing too much of a spectacle, I found that it is possible to not urinate for 72 hours (with the inevitable discomfort though...).
- Instead of ensuring that no water can enter the boat by fixing holes or using spraycovers, a young man is hired to almost continuously scoop out the water during the whole boat trip.
- The low water level doesn’t prevent the captain to load his boat so full that there are only a few centimeters between the edge of the boat and the water (another reason for the guy scooping out the water), which means that there’s hardly any room left between the bottom of boat and the river bed which in turn has the consequence that the pinasse regularly grounds. The solution? All people in the pinasse get transferred to other boats (which are never far away) and wait in the boats or on the riverside while a handful of Malian men stripped to their underwear uses hands and beams to miraculously free the boat.
- The women on the boat who cooked for the passengers didn’t think twice about wiping the buttocks of their toddles with their bare hands and immediately continue with their preparations. Maarten and I were not very sad that we had brought our own bread on board.
- The boat people did not quite understand that we toubabs prefer sleeping in a warm bed over sleeping on a millet bag on a cold river. Because after our third night on the boat it became clear that we had already arrived in the port where we were debarking the evening before, but it had (unfortunately, especially for my bladder) not occurred to them to share this with us.

It was, in short, an unforgettable boat trip. Never have I experienced a people in such an intimate manner, and often a little more than I cared for. But it was not all suffering. Maarten and I were offered the sweet African tea several times, a lovely lady gave us the name of each stop (which were numerous) and that same woman was immersed in my Mali guide for an hour, we witnessed a beautiful sunset during the last night, and we’ve seen in what primitive conditions Malians can have the time of their lives.

No, the trip to Timbuktu was not comfortable or fast, but special: yes.’

Timbuktu these days is not more than a quiet, sandy town where salt caravans still arrive regularly. After two nights in the most luxurious hotel of my trip (a late birthday gift to Mirjam), we spent the night in a guesthouse on the edge of the desert. It was run by a Canadian woman who married a nomad chieftain, and the latter gave Miriam a slab of salt (for her birthday). Later we again met them in the capital. I also again ran into a sympathetic Mexican with motor I had met before in the Mauretanian capital. And a Dutch couple driving to Cape Town I met earlier in Senegal I saw again here. It's a small world (and everyone has the Lonely Planet).

After this a trek through Dogon Country was on the program. This area in Southeastern Mali is known for its distinctive architecture and peculiar culture. The villages here are situated on top of or against a giant rock wall many kilometers long. The first night we happened upon a funeral ritual, in which the soul of the deceased was requested to leave the village with a lot of dancing and an incredible amount of musket shots. And many time we witnessed the elaborate greeting ritual, which roughly translated goes something like this:
- How are you?
- Excellent!
- And the family?
- Excellent!
- The children?
- Excellent!
- Your wife?
- Excellent!
- And work?
- Excellent!
This is done twice in an impressive pace, which then seems more like a duet than a conversation. Curiously, this is often done while looking extremele bored, it's after all not about finding out how the other person is really doing. That comes later.

Also we made a visit to the island town of Djenné which harbours the world's largest mud brick building. This mosque was for a time accessible to non-Muslims too, until some French guy found it necessary to use it as a backdrop for a photo shoot of scarcely clad ladies in suggestive poses.

Because of the terrorist threat we encountered very few other tourists: apart from the rare tour group and some overlanders, we counted 10 backpackers. We didn't experience any anti-Western sentiments. On the contrary: Barack Obama is a hero here. Shirts, hats, bags, biscuits, even barber shops bear his name and portrait.

After Miriam flew back to cold Holland I looked up a few other cyclists: Mikaela and Imran cycled from England and are now living in Bamako for a few months to record music. So ANOTHER musical cyling couple. And the French couple just happened to also have made it to the capital. This made for a pleasant evening with live Malian music, English folk, and Amélie-tunes on the accordions of Jérémie and Claire. Tomorrow I head with them towards 'the land of honest people': Burkina Faso.



Visserman op de Niger river
Fisherman on the Niger river


Wel mooi uitzicht
Nice view though


Timboektoe
Timbuktu


Nog nooit een toubab gezien?
Never seen a toubab before?


Dogon Country


Veel ezeltjes in Mali
Lots of donkeys in Mali


Samen voor de moddermoskee
With the mud mosque


Djenné

February 08, 2011

‘This is the bush man, you’d better come prepared!’

Dakar is een prima stad als je de meeste tijd doorbrengt in een comfortabel appartement op de 10e verdieping in hartje centrum, waar vreemd genoeg nog wel af en toe het geblaat van geiten doordringt. Na helaas ook weer een halve dag krom van de buikkrampen in bed te hebben gelegen, bracht ik een bezoekje aan het vlakbij gelegen Île de Gorée, waarvan de naam herinnert aan het Nederlandse slavenhandelverleden. Ondanks dat het symbool staat voor deze zwarte bladzijde uit de geschiedenis, is het eiland zelf een aangenaam rustige oase met vrolijk gekleurde huizen en veel bloemen. Die avond kwamen de buren eten (en heerlijk koken). De wereld is klein: zij woonde ooit in dezelfde Amsterdamse straat als ik.

De dag erna was het tijd om afscheid te nemen van mijn gastheer: een kleine 2 weken later (morgen dus) moest ik in de hoofdstad van Mali zijn (vandaag aangekomen). Want: vanaf morgen zet ik de fiets even aan de kant om met mijn zus Mirjam 3 weken ouderwets te backpacken.

Om mezelf wat te sparen besloot ik een paar honderd kilometer te smokkelen. Het was een bijzondere ervaring om in de zeer vroege ochtend naar het busstation van een stikdonker Dakar te fietsen met als enige geluid haangekraai en het gezoem van noodgeneratoren. Dit busstation had de uitstraling van een groot autokerkhof, maar gelukkig vond ik snel een plekje in een functionerende 7-place: een bejaarde station wagon waar behalve de bestuurder 7 passagiers in worden gepropt. Voordeel: alle passagiers hebben dezelfde bestemming dus weinig stops en gerotzooi met de bagage. Negen uur gaten ontwijken later en een kleine 500 km verder wist ik opnieuw waarom fietsen wel zo prettig is. Vanaf hier werd de omgeving weer echt de moeite waard: de prima weg ging door een groot natuurpark met voortdurend geritsel in het struikgewas en nu en dan flitsen van wilde zwijnen, apen en antilopen. Verder metershoge termietenheuvels, een enorme hoeveelheid vreemde vogels en nijlpaarden gespot in de Gambia rivier. Ook wel prettig: vrijwel geen dorpjes, dus even niet voortdurend ‘TOUBAB!!! [blanke] CADEAU!!!’. De overgang van de kust naar het binnenland was wel even slikken. De hitte maakt fietsen halverwege de dag vrijwel onmogelijk en ik neem rond die tijd dan ook maar een siësta.

Van een gepensioneerd Amerikaans fietsstel had ik de tip gekregen een obscure grensovergang tussen Senegal en Mali te gebruiken. Drie keer op en neer waden door een rivier en ik stond met al mijn spulletjes in Mali. Vanaf hier ging het zo’n 180 kilometer naast en over een weg in aanbouw. Dit was iets enerverender dan waarop ik had gerekend. Flink op en neer, veel tegenwind, enorm stoffig en na de plaats waar ik mijn stempel en 7 liter water haalde 140 km zonder winkeltjes. Al snel moest ik mijn water rantsoeneren, plakte mijn tong aan mijn gehemelte en begon ik te hallucineren over tropische cocktails met tinkelende ijsblokjes. Hoe ik ooit van huis heb kunnen vertrekken zonder een degelijk waterfilter is me een raadsel. Mijn desinfecterende druppeltjes halen weinig uit in het troebele water dat hier uit putten wordt getrokken. En dus nog weinig verkeer om aan te houden, en nog minder dat op mijn wanhopig opgeheven bidon reageerde, maar uiteindelijk stopte er toch een jeep met een Britse opzichter. Die liet me dus even duidelijk weten dat ik niet slim bezig was, maar zijn halve liter koud water goot ik dankbaar naar binnen. Dit overkomt me niet meer: Mirjam neemt morgen een waterfilter mee.

Na nog een rivier te hebben overgestoken in een soort kano was ik weer terug op behoorlijk asfalt en na 3 nachten wildkamperen op rij trakteerde ik mezelf op m’n eerste kamer met airco. Na nog 2 comfortabele fietsdagen de hoofdstad bereikt, klaar voor de betere backpack break.


- - -


Dakar is a great city if you spend most of your time in a comfortable apartment on the 10th floor right in the center of town, where strangely enough you can still hear the bleating of goats every now and then. After another half a day of lying in bed with crippling stomach cramps, I made a visit to nearby Gorée Island, whose name still reminds of the Dutch slave trade past. Although the symbol of this black page in history, the island itself is a pleasantly quiet oasis with colorful houses and lots of flowers. That evening the neighbours came over (and cooked deliciously). It’s a small world: she used to live in the same street in Amsterdam as I did.

The next day it was time to say goodbye to my host: a little less than 2 weeks later (tomorrow) I had to be in the capital of Mali (arrived there today). For tomorrow I’ll park my bike for a while and join my sister Mirjam for 3 weeks of old school backpacking.

To not overexert myself too much I decided to cheat some more. It was a pretty special experience to cycle to Dakar’s bus station in the very early and pitch dark morning, with roosters and humming emergency generators as the only sounds. This bus station looked more like a large junkyard, but luckily I quickly found a spot in a functioning 7-place: an old station wagon wherein besides the driver 7 passengers are crammed. Advantage: all passengers have the same destination so few stops and no messing around with the luggage. Nine hours of dodging potholes later and some 500 km further, I again realized why I’m cycling. From hereon onward, the scenery was really worth it again: the smooth road went through a large nature park with continuous rustling in the bushes and the occasional flashes of wild boar, monkeys and antelopes. Towering termite mounds, a huge amount of exotic birds and some hippo spotting in the Gambia river. Also nice: virtually no villages, so a break from the constant ‘TOUBAB!!! [white person] CADEAU!!!’. The transition from the coast to the interior was a bit though. Cycling in the mid-day heat is almost impossible so time to honor a few hours of siesta.

From a retired American cycling couple I got the tip to use an obscure border crossing between Senegal and Mali. Three times wading up and down a river and I was standing with all my stuff on Malian soil. From here it was about 180 km of cycling on or next to a road under construction. This was a little more challenging than I had bargained for. Lots of hills, lots of head wind, lots of dust and 140 kilometers without shops after the place where I got my entry stamp and 7 liters of water. Soon I had to ration my water, my tongue was sticking to my palate and I started hallucinating about tropical cocktails with tinkling ice cubes. How I could ever have left home without a proper water filter is beyond me. My little disinfecting droplets won’t do much in the murky water that’s drawn from the wells here. Still little traffic here, and even less responding to my desperatety lifted bottle, but eventually a jeep with a British supervisor stopped. He had to rub it in a little bit more, but I gratefully gulped down his half liter of cold water. This won’t happen to me anymore: Mirjam will bring me a water filter tomorrow.

After having crossed another river in a pirogue I was back on good tarmac and after three nights of wild camping in a row I treated myself to my first room with AC. After two more days of comfortable cycling I reached the capital, ready for a backpack break.




Poesje op Île de Gorée
Cat on Goree Island


Zoek het nijlpaard (hier was een telelens wel leuk geweest)
Find the hippo (if only I had a zoom lense)


Ook in Senegal zijn goede wegen
Senegal too has some good roads


Geldt ook voor Mali
Same for Mali




day 132 Tambacounda - Dar Salam: 82 km
day 133 Dar Salam - Mako: 116 km
day 135 Mako - Next to N7 between Karakene and Moussala: 142 km
day 136 Next to N7 between Karakene and Moussala - Next to road under construction between Kenieba and Bafing river: 110 km
day 137 Next to road under construction between Kenieba and Bafing river - Next to N24 between Bafing river and Kokofata: 100 km
day 138 Next to N24 between Bafing river and Kokofata - Kita: 96 km
day 140 Kita - Next to N24 tussen Kassaro en Negala: 111 km
day 141 Next to N24 tussen Kassaro en Negala - Bamako: 89 km